De term Intensiteitsfactor (IF) werd gedefinieerd door Hunter Allen & Dr Andrew Coggan (Training and racing with a powermeter). Het beschrijft de verhouding van het genormaliseerde vermogen tot de functionele vermogensdrempel en weerspiegelt dus de intensiteit van een trainingsrit of wedstrijd in verhouding tot de persoonlijke capaciteiten van een atleet. De IF is geschikt om veranderingen in de conditie van een atleet op te sporen of atleten op specifieke ritten te vergelijken.
De intensiteitsfactor wordt berekend met NP : FTP
De gangbare trainingsplatforms en softwareprogramma’s zoals TrainingPeaks, Golden Cheetah, Strava etc. berekenen de waarde zelfstandig en ook sommige fietscomputers, zoals de Powercontrol 8 en de Garmin fietscomputers, tonen deze waarde al tijdens de rit.
Als onderdeel van de berekening van de TSS is de intensiteitsfactor een belangrijke parameter bij de trainingscontrole. Het zet zowel gelijkmatig hoge als kick-intensieve trainingen of wedstrijden in verhouding.
De intensiteitsfactor voor verschillende belastingen kan als volgt zijn:
Intensiteitsfactor | Laden |
---|---|
<0,55 | Actieve recreatie in het compensatiegebied |
0,55 – 0,75 | Basisopleiding GA1, bv. gemakkelijke ritten in de opleidingsgroep |
0,75 – 0,95 | Weg Race, rijden spel, K3 opleiding |
0,95 – 1,05 | Lange tijdritten (40km), criteriums, circuit races, drempel intervallen EB |
1,05 – 1,15 | Korte tijdritten (ca. 15 – 20 km), puntenkoersen of vergelijkbaar. Baanwedstrijden |
>1,15 | Proloog tijdrit, achtervolging op het parcours, individuele SB intervallen |
Een vergelijking van de intensiteitsfactor en de individuele inspanningsperceptie van de atleet (op een schaal van 1-10) helpt de coach te begrijpen hoe de atleet op de trainingsstimuli reageert. Veranderingen hierin kunnen enerzijds wijzen op drempelveranderingen en de noodzaak van prestatiediagnostiek, of anderzijds op problemen zoals een onderliggende ziekte. In tijden van online trainingsondersteuning is het belangrijker dan ooit om de trainingscontrole niet louter op “cijfers” te baseren, maar vooral op de feedback van de sporter.