Trainingscontrole omvat de coördinatie van alle korte- en langetermijnmaatregelen van het trainingsproces met betrekking tot de geplande verwezenlijking van de atletische vorm. Deze maatregelen ter beheersing van de training omvatten periodisering en fietsen.
Bij trainingscontrole bepaalt de coach op welke trainingsgebieden de sporter zich in bepaalde fasen van het seizoen concentreert, maar ook hoe individuele trainingseenheden en trainingsblokken er concreet uitzien. Trainingscontrole maakt in feite het verschil tussen een willekeurige combinatie van individuele trainingseenheden en een prestatie- en doelgericht trainingsplan.
Bij trainingsbesturing zijn er verschillende principes voor lastbeheersing. Een van die methoden is gepolariseerde training. Hier wordt, volgens het 80-20 principe, het grootste deel van de trainingstijd op lage intensiteit doorgebracht (in GA1). 20% van de trainingseenheden daarentegen moet bestaan uit hoge intensiteitstraining (HIT) in SB. Bij deze methode worden belastingen met een gemiddelde intensiteit GA2 / EB tijdens de training verwaarloosd. Andere opleidingsmethoden richten zich juist op deze gebieden.
Voor een coach is het niet alleen belangrijk om deze methoden van trainingsbeheersing te begrijpen, maar ook om de reactie van zijn atleten op verschillende stimuli te observeren. Verschillende atleten kunnen verschillende benaderingen nodig hebben om op hun best te presteren.